Inox et Grand Confort
Franse TEE-rijtuigen en affiches rond 1970
Eind jaren zestig werden binnenlandse langeafstandstreinen toegevoegd aan het netwerk van de Trans Europ Express (TEE). In opdracht van de Franse spoorwegen ontwierp Paul Arzens hiervoor kleurige rijtuigen en scherpgesneden locomotieven.
Bij de TEE-rijtuigen van de SNCF verschenen passende affiches door Philippe Foré. De ontwerper heeft gespeeld met lijnen en kleuren om snelheid en kracht uit te drukken. De affiches promootten legendarische treinen zoals de Mistral en Capitole.
Le Mistral
In 1950 begon de SNCF een snelle trein van Parijs naar Marseille met uitsluitend eersteklas-zitplaatsen. Deze werd Le Mistral genoemd naar de wind die vanuit het noordwesten naar de Middellandse Zee waait. In 1952 werd de route verlengd tot aan Nice. Lange tijd was de Mistral de snelste reguliere treindienst ter wereld. Oorspronkelijk getrokken door stoomlocomotieven, nam de snelheid verder toe naarmate de elektrificatie vorderde. In 1952 bereikte deze Lyon en tien jaar later Marseille. De 861 kilometer werden toen afgelegd in ongeveer 7 uur (een gemiddelde van 120 kilometer per uur). Dit was bijna 2 uur sneller dan in de beginjaren.
De Mistral werd meestal getrokken door een CC 7100-locomotief, die in 1955 een snelheidsrecord had gevestigd van 331 kilometer per uur. Deze locomotieven waren tussen 1952 en 1955 gebouwd bij Alsthom volgens een ontwerp van Paul Arzens.
'Deze prachtige locomotief, uitgevoerd in twee tinten groen, afgezet met chromen lijnen en enkele rode details, trekt een express voort die zowel elegantie als snelheid uitstraalt', schreef Freeman Hubbard in 1962 in Railroad Magazine over de Mistral.
Aan de elegante uitstraling droegen zeker ook de rijtuigen bij. In 1956 was de Mistral namelijk voorzien van gestroomlijnde roestvrijstalen rijtuigen, op z'n Frans Inox genoemd (acier inoxydable). Het waren luxe-uitvoeringen van de stalen DEV-rijtuigen die de SNCF sinds 1950 gebruikte. De Franse Inox-rijtuigen waren geïnspireerd op Amerikaanse 'streamliners'. De Mistral 56-serie kende twee types: een barrijtuig met vijf coupés en eersteklasrijtuigen met acht coupés. Er waren geen Inox-restauratiewagens omdat daarvoor rijtuigen van Wagons-Lits meereden in de Mistral.
Un nouveau Mistral
In 1965 werd het internationale criterium losgelaten voor de Trans Europ Express (TEE), een netwerk van luxe dagtreinen tussen veel Europese steden dat in 1957 van start was gegaan. Ook binnenlandse langeafstandstreinen werden aan het TEE-net toegevoegd, met de Mistral als logische eerste. De bestaande Inox-rijtuigen werden voorzien van een rode band met het opschrift Trans Europ Express.
In 1969 was het tijd voor un nouveau Mistral met nieuwe, nog luxere Inox-rijtuigen. Deze waren gebaseerd op die van het type PBA (Parijs-Brussel Amsterdam) die in 1964 waren ingevoerd voor de TEE op dat traject. De nieuwe treinsamenstelling kende naast zitrijtuigen ook een Inox-restaurantwagen en een servicerijtuig met daarin een bar, kiosk, kapsalon en een secretaressedienst, waar zakenlieden brieven en telegrams konden dicteren. Een kenmerkend detail van de rijtuigen waren de horizontale jaloezieën als zonwering tussen het dubbele glas van de ramen.
Philippe Foré ontwierp een affiche voor de Nouveau Mistral met de karakteristieke horizontale Inox-ribbels. Foré beschreef later het ontwerpproces: 'Ik zat in de trein en keek uit het raam. Alles viel in lijnen uiteen. De zon projecteerde de vorm van de ramen. Alles werd in strepen opgedeeld terwijl de trein verder reed. Ik kwam op het idee om dit visueel te vertalen in stroken en lijnen. Zo is de Mistral-poster ontstaan.'
Style Mistral
Enkele jaren later werden twee andere binnenlandse treinen TEE's in de 'style Mistral' met nieuwe Inox-rijtuigen: Le Rhodanien en Le Lyonnais. De eerstgenoemde was de avondtrein van Parijs naar Marseille, terwijl de Mistral overdag reed. De Rhodanien was in 1964 begonnen als een internationale trein tussen Genève en Marseille, genoemd naar het Rhônedal waar de spoorlijn doorheen voert. In 1971 werd de Rhodanien onderdeel van het TEE-netwerk met Mistral 69-rijtuigen. Bovendien verschoof het noordelijke eindpunt van Genève naar Parijs.
De reistijd van de Rhodanien naar Marseille bedroeg slechts 6,5 uur. Over de eerste 500 kilometer van het traject tussen Parijs en Marseille, namelijk tot aan Lyon, reed nog een andere luxe sneltrein: de Lyonnais, genoemd naar de geografische regio rond Lyon. Deze stopte alleen op de heenweg in Dijon; reizigers die 's avonds uit Lyon terug naar Dijon wilden konden gebruik maken van de Mistral. Bij de invoering in 1968 reed de Lyonnais met 'afgedankte' Mistral 56-rijtuigen; bij toetreding tot het TEE-netwerk werd overgeschakeld op de nieuwe Inox-rijtuigen.
Philippe Foré ontwierp twee aangepaste versies van zijn affiche voor de beide andere 'style Mistral'-treinen. Er verscheen een oranje gestreepte editie voor de Rhodanien en een blauwgekleurde versie voor de Lyonnais. Terwijl het origineel van de Mistral werd gepresenteerd op de derde internationale affiche-biënnale in Warschau, won het Lyonnais-affiche verschillende prijzen, waaronder een Sirène d'Or in Milaan en de Prix National de l'Affiche van april 1970.
In het juryrapport stond: 'De keuze van de jury viel op dit werk van Foré vanwege de eenvoud van de vorm en de kwaliteit van de interpretatie. Opmerkelijk vinden de juryleden het gebruik van parallellen zonder het perspectief van de geabstraheerde trein te veranderen. De ontwerper heeft gespeeld met lijnen en kleuren om snelheid en kracht uit te drukken.'
Ook in de Rhodanien en Lyonnais was een restauratie aanwezig en een servicerijtuig met allerlei voorzieningen. In een SNCF-folder stond: Dans le Lyonnais vous trouverez les mêmes services que dans le Mistral: boutique, secrétariat, salon de coiffure pour hommes et dames, et bien entendu bar, restauration et aussi des hôtesses qui accompagnant le train pendant tout le voyage. De overheersende kleur bij al deze diensten was rood: de kunstlederen stoeltjes in de restauratie, de wanden van de kapsalon en de capes van de hostesses.
Philippe Foré
Philippe Fauré (1927-2018) kwam uit de regio Midi-Pyrénées en studeerde aan de École des Beaux-Arts in Toulouse. Na zijn verhuizing naar Parijs groeide hij uit tot een van de meest productieve Franse affiche-ontwerpers. Hij werkte onder andere voor cosmetica- en modebedrijven. Fauré vereenvoudigde zijn naam en signeerde zijn affiches simpelweg met foré. De eerste van vele affiches voor de SNCF maakte hij in 1958, met een cartooneske voorstelling van een reizend gezin.
Eind jaren zestig werden Foré's posters abstracter. Zijn grafische stijl, al snel 'lignisme' genoemd, was gebaseerd op de dynamiek van parallelle lijnen op variabele afstanden, soms gecombineerd met bogen of openingen, allemaal bedoeld om beweging en snelheid uit te drukken. Hij was geïnspireerd door de kinetische kunst en door uitsnedes uit de cinematografie. Zijn favoriete medium was gouache omdat dit eenvoudig retoucheren mogelijk maakte.
Le Capitole
Een andere legendarische Franse trein die rond 1970 werd omgevormd tot binnenlandse TEE was Le Capitole. Deze luxe sneltrein verbond Parijs met Toulouse en was vernoemd naar het Capitole de Toulouse, het historische hart van de stad met de Opera en het stadhuis.
De Capitole begon in 1960 met eersteklas-rijtuigen van het Inox 56-type. Het traject van 700 kilometer werd in precies 7 uur afgelegd, maar de reistijd nam verder af toen er speciaal Capitole-materieel werd ontwikkeld voor snelheden tot 200 km/u. Om dit te bereiken werden zes locomotieven van het type BB 9200 'opgevoerd'. Ze werden voorzien van een enkele pantograaf die beter tegen hoge snelheid bestand was dan de reguliere dubbele (diamantvormige) stroomafnemers. Ook de nieuwe rijtuigen (type UIC-Y) werden aangepast op snelheid. Zowel de locomotief (bijgenaamd BB rouge) als de rijtuigen kregen een rode kleurstelling met een witte band, specifiek voor de Capitole.
In 1967 werd daadwerkelijk een dienstregelingssnelheid van 200 km/u bereikt op een deel van het traject. Dit snelheidsrecord (in een reguliere treindienst) zorgde ervoor dat het aantal passagiers sterk toenam en er het jaar daarop zowel een ochtend- als een avondtrein werd ingezet.
Grand Confort
In 1970 werd ook de Capitole opgewaardeerd tot TEE. Bij die gelegenheid werden geheel nieuwe rijtuigen en locomotieven ingevoerd, uiteraard ook geschikt voor 200 kilometer per uur. Met hun deels rode kleurstelling refereerden ze aan de 'oude' Capitole, maar ze konden ook in andere treinen ingezet worden. De nieuwe rijtuigen kregen de naam Grand Confort en leken van binnen sterk op de Mistral 69-rijtuigen, met vergelijkbare voorzieningen (er waren coupé-, salon-, bar- en restauratierijtuigen). Ze hadden echter geen roestvrijstalen exterieur, maar van minder kostbaar gewoon staal. Ook kregen de rijtuigen schuine zijwanden omdat de inbouw van een kantelbakinrichting was voorzien, waardoor bochten sneller genomen zouden kunnen worden. Daarvan is het echter nooit gekomen.
Ontwerper Paul Arzens gaf de Grand Confort-rijtuigen een rood-grijze kleurstelling met twee oranje biezen. Hij ontwierp ook de bijpassende locomotief CC 6500 met de bekende Nez Cassé (scherpe neus). De Grand Confort-kleurstelling van deze locomotief maakte de trein tot een eenheid, iets waar Arzens naar streefde en wat voordien alleen met treinstellen werd bereikt. De CC 6500 werd vanaf 1969 ook ingezet voor andere binnenlandse TEE-treinen zoals de Mistral, al hadden die dan geen bijpassende Grand Confort-rijtuigen.
Aquitaine en Stanislas
In het zuidwesten van Frankrijk reden nog meer binnenlandse TEE's. Op de verbinding Parijs-Bordeaux was in 1968 L'Étendard (Frans voor banier) geïntroduceerd met Capitole-materieel. Deze trein werd in 1971 in het TEE-netwerk opgenomen met Grand Confort-rijtuigen. Ook werd er een 'spiegeltrein' ingevoerd op hetzelfde traject: l'Aquitaine (genoemd naar de regio Aquitanië rond Bordeaux).
De ene trein reed in de ochtend van Parijs naar Bordeaux, de andere in de namiddag en vice versa zodat zakenlieden op een dag heen en weer konden tussen de beide steden. Het traject van 584 kilometer werd in 4 uur afgelegd. Met een gemiddelde snelheid van 145 km/u was de Aquitaine de snelste trein in het netwerk van de Trans Europ Express.
Foré ontwierp een affiche voor de Aquitaine, opnieuw met parallelle strepen om de kenmerken van de rijtuigen weer te geven. Deze keer waren de lijnen echter gebogen en veelkleurig als een regenboog. Ook de letters van de naam van de trein waren gevuld met kleuren. Hetzelfde ontwerp paste Foré aan voor Le Kleber (Parijs-Nancy-Strasbourg), terwijl voor de 'spiegeltrein' in de tegenovergestelde richting 's avonds een versie met een donkere achtergrond werd gemaakt: Le Stanislas.
De beide treinen waren vernoemd naar historische figuren uit Elzas-Lotharingen, de regio waarheen ze reden. De Kléber droeg de naam van de uit Straatsburg afkomstige generaal Jean-Baptiste Kléber, Napoleons bevelhebber van de Franse troepen in Egypte. De Stanislas was genoemd naar Koning Stanislaus I van Polen die in 1709 Hertog van Lotharingen werd met als hoofdstad Nancy. De Kleber en de Stanislas werden in 1971 gepromoveerd tot TEE-treinen met Grand Confort-rijtuigen.
Paul Arzens
De industrieel ontwerper Paul Arzens (1903-1990) had in de jaren dertig aerodynamisch gevormde experimentele auto's gemaakt. Vanaf 1947 werkte hij bij de SNCF. Hij ontwierp de elektrische locomotieven van de beeldbepalende BB- en CC-series. Behalve de vorm vond Arzens de kleurstelling van groot belang, liefst als eenheid met de de rijtuigen. Hij voerde tests uit op een modelspoorbaan in zijn werkplaats, waarbij hij bestaande modellen beschilderde in verschillende kleuren om een indruk te krijgen van het resultaat in een landschap.
Begin jaren zestig ontwikkelde Arzens de CC 40100-locomotief met achteroverhellende voorruit, waarbij hij zich liet inspireren door de vorm van een sprinter (hardloper) in de startblokken. Hieruit ontstonden de iets simpeler Nez Cassé-locomotieven zoals de eerdergenoemde CC 6500.
Vervolg en einde
Het TEE-netwerk bereikte rond 1975 z'n grootste omvang, maar snel daarna zette de neergang in. Het vliegverkeer nam toe en werd goedkoper. De TEE met uitsluitend eersteklas-plaatsen en een toeslag was in verhouding te duur. Intercity's met de keuze tussen twee klassen sloegen beter aan. Tegelijkertijd kwamen de hogesnelheidstreinen op, zoals vanaf 1981 de TGV. De Franse binnenlandse TEE's werden tussen 1976 (Le Lyonnais) en 1984 (Le Capitole) vervangen door sneltreinen met twee klassen. De Grand Confort-rijtuigen werden deels omgebouwd tot tweedeklas-rijtuigen. Deze waren aan de buitenzijde te herkennen aan een groene in plaats van oranje bies boven de ramen. Uiteindelijk zijn alle voormalige TEE-treinen binnen Frankrijk vervangen door TGV's.
In 1975 ontwierp Philippe Foré zijn laatste bekroonde SNCF-poster, getiteld Air Pur (schone lucht). Deze was minder abstract van stijl, maar opnieuw zijn de Grand Confort-rijtuigen herkenbaar. Paul Arzens ontwierp in de jaren 70 nog de Livrée Béton (grijze kleurstelling met oranje biezen), maar het nieuwe vlaggeschip van de SNCF — de TGV — werd ontworpen door Jacques Cooper, waarbij de kleur oranje overheerste.